Huurrecht: wanneer een ontruiming wordt geschorst door corona-omstandigheden

Over huurprijsvermindering in verband met de coronacrisis zijn al veel uitspraken gepubliceerd. Recent zijn twee uitspraken gepubliceerd waaruit blijkt dat corona-omstandigheden ook gevolgen kunnen hebben voor de tenuitvoerlegging van ontruimingsvonnissen.

Schorsing tenuitvoerlegging

Een uitspraak kan in beginsel na betekening ten uitvoer worden gelegd. Het instellen van een rechtsmiddel schorst de tenuitvoerlegging, ook wel als ‘executie’ aangeduid, tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. In verreweg de meeste gevallen wordt de uitspraak op vordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uit artikel 438 lid 2 Rv volgt dat de partij ten laste van wie de tenuitvoerlegging dreigt een executiegeschil aanhangig kan maken bij de voorzieningenrechter. Daarbij kan worden gevorderd dat de tenuitvoerlegging wordt verboden of geschorst. Als hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak kan schorsing van de tenuitvoerlegging ook worden gevorderd in een incident in dat hoger beroep (artikel 351 of 360 lid 2 Rv).

Maatstaf Hoge Raad

In 2019 heeft de Hoge Raad een maatstaf gegeven voor toetsing van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging. Als geen rechtsmiddel meer openstaat tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak, dan kan de uitvoerbaarheid bij voorraad alleen worden geschorst als de tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Dat kan het geval zijn wanneer de uit te voeren uitspraak op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten bij de geëxecuteerde een noodtoestand zal laten ontstaan.

Als er wel een rechtsmiddel openstaat, geldt het volgende. Het uitgangspunt is uitvoerbaarheid bij voorraad; daarvan kan alleen worden afgeweken wanneer de belangen van de geëxecuteerde daarbij zwaarder wegen dan de belangen van de andere partij. Voorkomen moet worden dat het executiegeschil een verkapt hoger beroep wordt en dus moet worden uitgegaan van de beslissingen in de betreffende uitspraak, en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen in hoger beroep blijft buiten beschouwing.

De rechter kan wel in zijn oordeel betrekking of de beslissing berust op een kennelijke misslag. Als geen gemotiveerde beslissing is gegeven met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad, kunnen in deze procedure alsnog alle omstandigheden worden meegewogen. Als de rechter in de betreffende uitspraak wel (al) een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, moet de partij die schorsing van de tenuitvoerlegging vordert feiten en omstandigheden naar voren brengen die bij de betreffende uitspraak niet in aanmerking konden worden genomen, omdat ze zich na de uitspraak hebben voorgedaan. Het moet dan wel gaan om feiten en omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Indien daar niet aan wordt voldaan, en geen sprake is van een kennelijke misslag, dan kan de uitvoerbaarheid bij voorraad niet worden geschorst.

Recente uitspraken

De rechtbank Rotterdam schorste op 21 april 2021 de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis totdat zou zijn beslist op het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep.. Bij eindvonnis van 5 februari 2021 heeft de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld de woning te ontruimen. De huurder is in hoger beroep gegaan. Omdat verhuurder Havensteder, ondanks dit hoger beroep, liet weten de ontruiming van de huurwoning door te zetten, is de huurder een (executie-)kort geding gestart.

De rechtbank oordeelde dat het belang van Havensteder bij tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover het de ontruiming van het gehuurde betreft, niet in redelijke verhouding staat tot het zwaarwegende belang van de huurder bij behoud van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist. Het was voor de huurder gezien de heersende pandemie namelijk niet mogelijk om (terug) te reizen naar Marokko, waardoor hij dakloos zou worden.

Bijkomende omstandigheid was volgens de rechtbank de leeftijd en gezondheidssituatie, te weten een geplande staaroperatie, van de huurder. Dit woog zwaarder dan het belang van Havensteder om zorg te dragen voor een rechtvaardige verdeling van de schaarse voorraad sociale huurwoningen. Een begrijpelijke uitspraak die wat ons betreft in lijn is met de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf. Omdat in de voorafgaande procedure een gemotiveerde beslissing over uitvoerbaarheid bij voorraad was gegeven, moest dus sprake zijn van feiten en omstandigheden die zich voordeden na het eindvonnis. Daarvan was sprake met het inreisverbod voor Marokko, dat pas werd afgekondigd na het eindvonnis in deze zaak (op 23 februari 2021).

Ontruiming woonboot geschorst

Op 13 april 2021 schorste het gerechtshof Amsterdam de tenuitvoerlegging van de veroordeling tot ontruiming van de woonboot en de ligplaats tot zes maanden na de dagtekening van het arrest. Dit oordeel was bij vonnis van 30 december 2020 door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland uitgesproken. Het hof nam als uitgangspunt dat de huurovereenkomst in november 2020 rechtsgeldig is geëindigd. De eigenaar van de woonboot heeft onder die omstandigheden het recht weer over zijn eigendom te beschikken.

Het belang van de voormalige huurders van de woonboot woog in dit geval echter zwaarder. Bij ontruiming dreigen de huidige bewoners van de woonboot dakloos te worden. Omdat een besmetting met het coronavirus voor een van die bewoners, die COPD en astma heeft, zeer gevaarlijk kan zijn, leeft zij al geruime tijd in thuisquarantaine. Dit maakt tijdelijk onderdak bij familie of vrienden, als dat al kan worden gevonden, problematisch.

Het hof overwoog dat verwacht mag worden dat over zes maanden de situatie in Nederland wat betreft het coronavirus zoveel zal zijn verbeterd, dat een ontruiming dan verantwoord kan plaatsvinden. In het licht van deze omstandigheden kan van de eigenaar van de woonboot worden gevergd dat de voormalige huurders wat respijt zou worden gegeven, aldus het hof. Anders dan in de hierboven genoemde uitspraak hoefde er geen sprake te zijn van nieuwe feiten of omstandigheden, omdat de bodemrechter naar het oordeel van hof niet gemotiveerd had beslist over de uitvoerbaarheid bij voorraad. Het hof maakte dus een zelfstandige belangenafweging waarbij ook feiten en omstandigheden die ten tijde van de einduitspraak al bekend waren werden betrokken.

De hierboven genoemde uitspraken maken duidelijk dat schorsing van de tenuitvoerlegging geen gegeven is en dat daarvoor verschillende stappen moeten worden doorlopen. Onderstaande flowchart, die de maatstaf voor schorsing van tenuitvoerlegging vereenvoudigd weergeeft, biedt daarbij wellicht uitkomst.

Karima Bol en Sebastian de Bruijn, advocaten bij Houthoff in Amsterdam

Opmaat Huurrecht

Wilt u meer weten over dit onderwerp, altijd bijblijven met relevant nieuws én een complete databank in uw dagelijkse praktijk? Probeer OpMaat Huurrecht nu vrijblijvend uit. Vraag een proefabonnement aan en ontvang twee weken gratis toegang.

Bron