Voorzieningenrechter laat limiet aan lengte processtukken voor nu intact

Het nieuwe procesreglement van de gerechtshoven, waarin onder meer is bepaald dat processtukken maximaal 25 pagina’s mogen tellen, blijft voor nu van kracht. Dat heeft de Haagse voorzieningenrechter vrijdag beslist in het kort geding dat bijna zeventig advocaten hadden aangespannen tegen de Staat.

Tijdens de behandeling van het kort geding op 26 mei in Den Haag, vroegen de advocaten de voorzieningenrechter om het per 1 april ingegane procesreglement tijdelijk op te schorten. Dit in afwachting van antwoorden van de Hoge Raad op een handvol prejudiciële vragen die de advocatuur en de hoven gezamenlijk hebben opgesteld over de kwestie.

Zij vragen de Hoge Raad onder meer of de gerechtshoven inderdaad bevoegd zijn om in een landelijk procesreglement regels op te nemen over de maximumlengte van processtukken. De Hoge Raad wordt daarnaast gevraagd te bepalen of het recht op hoor en wederhoor en de toegang tot de rechter voldoende zijn gewaarborgd met de nieuwe regel. Is die waarborg er onvoldoende, dan is het de vraag ‘aan welke vereisten een bepaling in het procesreglement waarin de omvang van de processtukken in hoger beroep wordt gemaximeerd’ dan wel tenminste moet voldoen.

De voorzieningenrechter verzoekt de Hoge Raad deze en de andere vragen te beantwoorden, maar in de tussentijd hoeft het procesreglement van de gerechtshoven niet te worden opgeschort; deze subsidiaire vordering van de advocaten is afgewezen.

Inhoudelijk voorschot

Ondanks de vragen aan de Hoge Raad, neemt voorzieningenrechter Vetter in zijn tussenvonnis wel een inhoudelijk voorschot op de vorderingen van de advocaten. Zijn voorlopige conclusie is dat de gerechtshoven wel degelijk een discretionaire bevoegdheid hebben om een limiet te stellen aan de lengte van processtukken.

Volgens de rechter is het artikel 19 lid 2 Rv dat ‘een ruime regiebevoegdheid’ geeft, zodat de rechter ‘alle beslissingen kan nemen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure’, ook op voorhand. “Op welke wijze invulling wordt gegeven aan deze regiefunctie, wordt aan de rechter overgelaten,” stelt de Haagse voorzieningenrechter. “Gelet op deze ruim geformuleerde bevoegdheid valt niet in te zien dat deze bepaling geen betrekking zou kunnen hebben op de toegestane omvang van processtukken.”

Daarbij stelt het nieuwe procesreglement van de hoven volgens de kortgedingrechter ‘geen absolute limieten aan de lengte van de processtukken, maar geven ze slechts een algemeen uitgangspunt.’ Een advocaat kan immers toestemming vragen tot het indienen van een langer processtuk. Wordt een te lang stuk geweigerd, dan kan de procespartij de rechter vragen om een extra akte te mogen nemen.

“Door deze wijze van invulling aan de regels over de limitering van processtukken, komt het beginsel van hoor en wederhoor naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in het gedrang,” aldus Vetter. “De conclusie van het voorgaande is dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat gerechtshoven een discretionaire bevoegdheid hebben om door middel van bepalingen in procesreglementen de omvang van processtukken te limiteren.”

De invoering van de limiet is volgens de kortgedingrechter niet onnodig of onverantwoord. “Dat advocaten hierdoor worden gedwongen hun processtukken kernachtiger en leesbaarder te verwoorden – wat een vlot verloop van de procedure kan bevorderen – komt de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk voor,” stelt hij. “De angst van eisers dat zij niet meer de mogelijkheid hebben om het geschil en hun stellingen behoorlijk uiteen te zetten, lijkt dan ook ongegrond.”

Weigerachtige houding advocaten

De advocaten vinden verder dat zij onvoldoende – of tenminste te laat – zijn betrokken bij het opstellen van de nieuwe regels. Ja, het was volgens de rechter verstandig geweest als de rechtspraak de advocatuur er eerder bij had betrokken met het oog op draagvlak voor de maatregelen. Maar de hoven waren hier niet toe verplicht, aldus Vetter. “Mogelijke gebreken in de communicatie […] kunnen dan ook niet tot de conclusie leiden dat de maatregelen op een onrechtmatige wijze tot stand zijn gekomen.”

Tot slot roept de voorzieningenrechter op tot meer overleg tussen de betrokkenen over de werking van de nieuwe regels in de praktijk, waar volgens de advocaten haken en ogen aan zitten. “Dat eisers daar tot op heden niet aan hebben willen meewerken is met het oog op hun fundamentele bezwaren tegen de nieuwe bepalingen weliswaar enigszins voorstelbaar, maar het laten voortduren van die weigerachtige houding lijkt niet constructief. De medewerking van de advocatuur is onontbeerlijk voor een zinvolle evaluatie van de nieuwe bepalingen.”

‘Teleurstellend resultaat’

Wouter Pors, advocaat en partner bij Bird & Bird, zegt in een reactie te vrezen dat er na iedere weigering om een langer processtuk in te dienen een discussie kan volgen over belemmering van de toegang tot de rechter. “Vooralsnog is dit resultaat teleurstellend, maar tegelijkertijd geeft het de gerechtshoven niet ruim baan om processtukken te weigeren,” zegt hij. “De Hoge Raad kan immers anders oordelen en er kleven wel de nodige gebreken aan de regeling, die met maatwerk per zaak opgelost moeten worden.”

De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) meldt dat ze ‘haar visie op de betwiste bevoegdheid van gerechtshoven om de lengte van processtukken te beperken zal toelichten bij de Hoge Raad’.

Klik hier voor de uitspraak

Bron