Hof verlicht maatregel voor kandidaat-notaris die KWF Kankerbestrijding ‘vergat’

De kandidaat-notaris die jaren naliet KWF Kankerbestrijding te vertellen dat zij erfgenaam was in een grote nalatenschap, mag op den duur toch weer zaken waarnemen. Het Gerechtshof Amsterdam vindt een ontzegging van de waarnemingsbevoegdheid voor onbepaalde tijd te zwaar; vier maanden volstaat.

In 2007 werkt deze kandidaat-notaris nog als notaris, als hij een testament passeert waarin KWF Kankerbestrijding is opgenomen als een van de erfgenamen. In 2009 neemt hij tevens de rol van executeur op zich, waarna hij in 2010 om onbekende redenen het notariaat verlaat. Niet eerder dan 2015 gaat hij weer aan de slag als kandidaat-notaris.

Intussen komt KWF Kankerbestrijding al die tijd niets te weten over deze nalatenschap. De stichting ontdekt bij toeval dat ze erfgenaam is, dankzij een gesprek tussen een werknemer en een buurtbewoner van de acht jaar eerder overleden dame. Begin 2018 sommeert KWF de kandidaat-notaris om alle relevante informatie te verstrekken en rekening en verantwoording af te leggen. Dit laatste was rond de schriftelijke behandeling van de tuchtzaak, vorig jaar zomer, nog niet gebeurd. De Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden vertrouwde hem hierop ‘het zelfstandig werken als kandidaat-notaris niet langer toe’, en legde ontzegging van de waarnemingsbevoegdheid op, voor onbepaalde tijd.

Eerder geen mondelinge behandeling

De kandidaat-notaris tekende beroep aan tegen de beslissing en de strafmaat, omdat hij niet de kans had gekregen om mondeling zijn kant van het verhaal te vertellen. Als gevolg van de coronapandemie had de kamer besloten zijn tuchtzaak schriftelijk af te doen, maar daar leende deze klacht zich niet voor, aldus de kandidaat-notaris. Als hij van tevoren had geweten dat hij zo’n zware maatregel opgelegd zou krijgen, was hij nooit akkoord gegaan met een schriftelijke afhandeling.

De gelegenheid tot een mondeling toelichting krijgt hij alsnog bij het gerechtshof Amsterdam, dat de zaak nog eens volledig heeft behandeld. In hoger beroep blijft KWF Kankerbestrijding bij dezelfde verwijten: onzorgvuldigheid, slechte communicatie en het verzwijgen van de algehele nalatenschap, naast de beschaming van de vertrouwensrelatie.

De kandidaat-notaris steekt de hand in eigen boezem: het klopt dat de behandeling van de nalatenschap niet goed is gelopen, dat hij KWF had moeten informeren over de nalatenschap en het verdere verloop ervan, en dat hij zijn – achteraf tijdelijke – vertrek uit het notariaat had moeten melden en voor opvolging had moeten zorgen. Dit lukte echter niet door persoonlijke omstandigheden.

De mondelinge excuses leiden echter niet tot een andere conclusie bij het hof. “Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop dit berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen,” zo staat in de uitspraak van 25 mei.

Mildere maatregel

Dat het gerechtshof toch een mildere maatregel oplegt, heeft alles te maken met de huidige rol van de kandidaat-notaris: hij werkt als freelancer voor verschillende notariskantoren en houdt zich uitsluitend nog bezig met het ondernemingsrecht. Hij behandelt derhalve geen boedels meer, en zal dit ook nooit meer gaan doen, verklaarde hij op zitting. Daarbij heeft hij zichzelf niet verrijkt ten koste van de erfenis; hij stelt zelfs bedragen uit eigen zak te hebben betaald om de nalatenschap alsnog in goede banen te leiden en heeft afgezien van een executeursvergoeding.

KWF kan hier deels in mee: voor de stichting telt het vooral dat het hof een signaal geeft hoe belangrijk het voor (kandidaat-)notarissen is om zeker goede doelen voortvarend te informeren als zij begunstigde zijn in een nalatenschap. Het is niet de bedoeling van de stichting om het de kandidaat-notaris onmogelijk te maken nog zijn werk te kunnen doen.

Het gerechtshof houdt met dit alles in het achterhoofd rekening bij het bepalen van de maatregel. Er is nog steeds sprake van een ernstig verwijt; daarom wordt de door de Kamer voor het Notariaat oplegde ontzegging van de waarnemingsbevoegdheid voor onbepaalde tijd teruggebracht tot vier maanden. “Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat niet is gebleken dat de kandidaat-notaris op enigerlei wijze zijn eigen belang heeft nagestreefd.”

Klik hier voor de uitspraak

Bron