Jaarverslag van de Hoge Raad over 2020

Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2020 is gepubliceerd. In de algemene inleiding op het jaar verslag memoreert de Hoge Raad dat als gevolg van de gezondheidscrisis de rechtspraak in 2020 met nieuwe dringende vragen werd geconfronteerd, een duidelijke illustratie van de vitale functie die de rechtspraak in de samenleving heeft. Die zaken zijn met voorrang behandeld om de rechtspraktijk zo spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden. Het jaarverslag bevat onder meer een samenvatting van de uitspraken van de Hoge Raad die verband houden met de coronamaatregelen. Ook worden in het jaarverslag per rechtsgebied uitspraken uit 2020 besproken die belangrijk zijn geweest voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en/of rechtsbescherming of die anderszins maatschappelijk relevant zijn.

Cijfers in civiele zaken

De totale instroom van civiele zaken is gestegen in 2020 naar 439 zaken (2019: 421 zaken). Van deze 439 zaken waren er 254 vorderingszaken, 177 verzoekschriften en 8 zaken waarin prejudiciële vragen van rechtbanken en hoven gesteld aan de Hoge Raad. De uitstroom in 2020 bedroeg 393 uitspraken tegen 328 in 2019. Ongeveer 50 % van deze 393 uitspraken werden inhoudelijk afgedaan (in 2019 was dat 57 %). Er was maar 1 zaak met art. 80a RO-afdoening, Er waren veel meer art. 81 Wet RO uitspraken in 2020 (194) dan in 2019 (138). In 410 zaken werd een conclusie geschreven door een advocaat-generaal.
Van het totaal aantal uitspraken in 2020 (393) werd in 262 zaken het cassatieberoepen verworpen en in 99 zaken vernietigd. Op het totaal van het aantal uitspraken is 25 % vernietigd. Het resterende percentrage betreft andere afdoeningen.
De gemiddelde doorlooptijd in 2020 bedroeg 391 dagen (in 2019: 357), inclusief de doorlooptijd van zaken die bij HvJEU aanhangig zijn geweest. De doorlooptijd wordt gerekend vanaf de datum van binnenkomst van de procesinleiding (voorheen: de cassatiedagvaarding)  of het verzoekschrift tot cassatie.

Covid-19 in rechtspraak

HR 19 juni 2020, zie CB 2020-85   corona-betekening is rechtsgeldig. De deurwaarder kan rechtsgeldig een exploot betekenen door in een concreet geval, waarin de deurwaarder constateert dat uitreiking van het exploot in persoon niet verantwoord is doordat hij geen 1,5 meter afstand kan houden, te volstaan met in het exploot te vermelden dat uitreiking overeenkomstig art. 46 lid 1 Rv wegens het besmettingsgevaar met Covid-19 feitelijk onmogelijk is.

HR 25 september 2020, zie CB 2020-118 Wvggz en Covid-19. In beginsel moet een psychiater betrokkene persoonlijk observeren en moet de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel mondeling behandelen. Het kan zo zijn dat fysieke aanwezigheid van personen in elkaars nabijheid niet mogelijk of niet verantwoord is, bijvoorbeeld bij een uitbraak van Covid-19. Dan mag worden getelefoneerd, maar verdient beeldbellen de voorkeur.

Wvggz en Wzd

Per rechtsgebied worden in het jaarverslag uitspraken uit 2020 besproken die belangrijk zijn geweest voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en/of rechtsbescherming of die anderszins maatschappelijk relevant zijn. Bij de civiele zaken zijn dat een aantal arresten met betrekking tot de per 1 januari 2020 in werking getreden Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Deze wetten regelen het verlenen van geestelijke gezondheidszorg aan mensen die zich tegen deze zorg verzetten. Ze zijn in de plaats gekomen van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrisch ziekenhuizen (Wet Bopz). De Wvggz bevat regels voor het verlenen van verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis. De Wzd regelt het verlenen van onvrijwillige zorg aan personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap. De invoering van deze twee wetten heeft al tot groot aantal rechtsvragen geleid over de uitleg ervan (36 Wvggz-zaken en 6 Wzd-zaken). De Hoge Raad bespreekt er een aantal in het jaarverslag.

  • HR 20 november 2020, besproken in CB 2020-143, beroep tegen crisismaatregel van de burgemeester
  • HR 17 juli 2020, besproken in CB 2020-112, Wet zorg en dwang: gelijkgestelde aandoeningen – anticipatie op uitvoeringsbesluit waarmee een aantal specifieke aandoeningen onder bereik van de Wzd worden gebracht
  • HR 25 september 2020, besproken in CB 2020-117, Wvggz: zorgmachtiging kan ambulante zorg en opneming in accommodatie bevatten

Motorclub Bandidos

In de zaak over het verbod van motorclub Bandidos verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep van het OM tegen de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof oordeelde dat Bandidos Holland een zelfstandige vereniging was die handelde in strijd met de openbare orde, en verbood en ontbond om die reden Bandidos Holland. Het oordeel van het hof dat de lokale Nederlandse Bandidos chapters niet onder het verbod van Bandidos Holland vielen, bleef ook in stand. De chapters zijn zelfstandige verenigingen en hebben dus rechtspersoonlijkheid. Het gevolg hiervan is dat het verbod van Bandidos Holland zich niet uitstrekt tot de lokale Nederlandse chapters.

  • HR13 november 2020, besproken in CB 2020-138, verbod en ontbinding motorclub blijft in stand

Vrouwelijke IS-reizigers en hun kinderen

Vrouwen en kinderen die verblijven in (opvang)kampen in Noord-Syrië eisten in kort geding dat de Staat actief meewerkt aan hun terugkeer naar Nederland. De vrouwen waren vanuit Nederland afgereisd naar het gebied waar de ‘Islamitische Staat’ (IS) destijds de feitelijke macht had. Het oordeel van het hof dat, gelet op de belangen van de Staat en gelet op de omstandigheid dat de vrouwen uit eigen beweging zijn uitgereisd naar het jihadistisch strijdgebied, ondanks zwaarwegende belangen van vrouwen en kinderen, de Staat in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing om hen niet naar Nederland terug te halen en zich daartoe ook niet in te spannen, blijft in stand.

  • HR 26 juni 2020, besproken in CB 2020-87, geen repatriëring vrouwen en kinderen uit opvangkampen in Noord-Syrië

Nieuwe President

Dineke de Groot is per 1 november 2020 de nieuwe president van de Hoge Raad, de eerste vrouwelijke president sinds de oprichting van de Hoge Raad in 1838. Ze volgt Maarten Feteris op, die na zes jaar presidentschap weer volledig in de belastingkamer werkzaam is. De installatie van de nieuwe president op 2 november 2020 is mede in verband met coronamaatregelen live gestreamd ( installatierede  Vertrouwen in de rechtspraak).

Bron